Wenken en tips

De kaars is een ‘levend’ licht.

Bedenk dat een brandende kaars een open vuur is.

# Brandende kaarsen voortdurend in de gaten houden
# Zorg voor voldoende ruimte tussen de kaarsen (5-10cm)
# Bij het aansteken moet de lont rechtop staan
# Geen tocht bij brandende kaarsen
# De lont inkorten bij een te grote vlam of roetontwikkeling
# Een te hoge kaarsenrand in warme toestand afsnijden
# Geen rommel, zoals lucifers- en lontresten op de kaars laten liggen
# Laat kaarsen zolang branden tot de bovenkant geheel vloeibaar is
# Bij éénzijdig branden, de lont naar de andere kant buigen
# Om nagloeien te vermijden, de lont uitblazen, in de vochtige was drukken en weer rechtop plaatsen
# Zet kaarsen altijd op een stevige (onbrandbare) ondergrond of stevige kandelaar, gebruik eventueel wat ‘kaarsenplak’
# Denk aan kinderhandjes en huisdieren